FIS-regels
10 FIS-gedragsregels voor skiërs en snowboarders
Regel 1: Houd rekening met andere skiërs en snowboarders
Alle skiërs en snowboarders moeten zich zo gedragen dat ze anderen niet in gevaar brengen of schade toebrengen.
Regel 2: controle over snelheid en rijstijl
Elke skiër en snowboarder moet op zicht skiën. Ze moeten hun snelheid en skistijl aanpassen aan hun kunnen, het terrein, de sneeuw- en weersomstandigheden en de verkeersdrukte.
Regel 3: Keuze van rijstrook
Skiërs en snowboarders die van achteren komen, moeten hun rijstrook zo kiezen dat ze de skiërs en snowboarders voor hen niet in gevaar brengen.
Regel 4: Inhalen
Je mag van boven of onder, van rechts of van links inhalen, maar altijd op een afstand die de ingehaalde skiër of snowboarder voldoende ruimte geeft voor al zijn bewegingen.
Regel 5: Oprijden, starten en bergopwaarts rijden
Elke skiër en snowboarder die een helling op wil, opnieuw wil beginnen na een stop of bocht of bergop wil skiën, moet er zeker van zijn dat hij dit kan doen zonder zichzelf of anderen in gevaar te brengen.
Regel 6: Stop
Elke skiër en snowboarder moet voorkomen dat hij zonder noodzaak op smalle of onoverzichtelijke plekken blijft staan tijdens een afdaling. Een skiër of snowboarder die gevallen is, moet zo snel mogelijk zo'n plek verlaten.
Regel 7: Stijgen en dalen
Een skiër of snowboarder die te voet opstijgt of afdaalt, moet de rand van de helling gebruiken.
Regel 8: Let op de borden
Elke skiër en snowboarder moet de markeringen en signaleringen in acht nemen.
Regel 9: Bijstand
Elke skiër en snowboarder is verplicht om hulp te bieden bij ongevallen.
Regel 10: Verplichte identificatie
Iedere skiër en snowboarder, getuige of deelnemer, verantwoordelijk of niet, moet bij een ongeval zijn persoonlijke gegevens verstrekken.
Neem contact met ons op
Wintersport
Telefoon: +41 33 550 50 00